Een volkstuintje, dat hoort erbij op Zuid!

4.450 Volkstuintjes in Rotterdam, dat klinkt als héél véél, maar dat is ongeveer 1 tuintje per 100 gezinnen. 

Volkstuinen zijn een cultuurhistorisch verschijnsel in de stedenbouw. Van de Coelghaerde in de Middeleeuwen en arbeiderstuintjes en laanorganisaties tijdens de Industriële Revolutie, kreeg volkstuinieren in de stad echt vorm door de volkstuinbeweging in de negentiende eeuw. Toen ontstonden volkstuincomplexen en de bijbehorende verenigingen en bonden om op te komen voor de belangen. Uitplaatsing en wegbestemming waren toen immers ook al aan de orde.

In tijden van crisis wordt het belang van volkstuintjes voor de stadsbewoners benadrukt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vormden volkstuintjes een welkome aanvulling op de voedselvoorziening voor Rotterdam.

Bos schrijft in 'De Stad der Toekomst, de Toekomst der Stad' dat contact met groen en bodem onderdeel moet zijn van het dagelijks leven van de stadsbewoner. Het is dan ook niet verwonderlijk dat toen hij in 1949 met Van Traa het  Uitbreidingsplan op Hoofdzaak Linker Maasoever opstelde een prominente plaats toegewezen werd aan volkstuintjes in de Zuiderparkgordel. Hanekroot en Bijenhouwer ontwierpen in 1951 het Zuiderpark als een modern volkspark met veel ruimte voor actieve recreatie. Toen het Zuiderpark in 2001 gerenoveerd werd, moesten de tuinparken weliswaar een aantal tuintjes inleveren, maar sindsdien liggen ze als ware groene parels in het Wereldpark op Zuid.

Een paradijsje in de stad, dat wil iedereen wel. Van jong gezin tot gepensioneerde, van havenarbeider tot kunstenares, van vroeg in het voorjaar tot diep in de herfst kan je ze vinden op hun tuin. Hun natuurinclusieve krachtoord, verkoelende long tijdens hittestress, mijmerend over het wel en wee van de selderij.

Een volkstuintje, dat hoort erbij op Zuid!